August Allebé (1838-1927)
Hij studeerde van 1854 tot 1858 aan de Koninklijke academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam.[1] Zijn oeuvre omvat portretten, stillevens en landschappen. Net als veel andere schilders in die tijd werkte hij een tijd op het platteland, in zijn geval in Dongen, in de jaren zestig van de negentiende eeuw. Zijn vroege werken waren romantisch, maar later ging hij over op een meer realistische stijl. Zijn werk is kwalitatief goed, maar weinig bekend.
Zijn naam is bekender geworden door zijn functies aan de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam, de opvolger van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Vanaf de oprichting in 1870 was August Allebé als hoogleraar aan deze opleiding verbonden, daarna van 1890 tot 1906 als directeur.
Als docent had hij een belangrijke invloed op de schilders van de zogenaamde Amsterdamse School. Tot zijn leerlingen worden onder meer Jan Voerman, Antoon Derkinderen, Jan Veth, Jan Sluijters, Jan Toorop, Richard Roland Holst, Jan Tiele en Lizzy Ansingh gerekend. Ook Mondriaan heeft aan de Rijksacademie gestudeerd toen Allebé daar directeur was. Daarnaast waren er kunstenaars die na hun afstuderen les bij hem namen, zoals Suze Robertson en George Breitner. Ook illustratoren studeerden bij Allebé, onder wie Nelly Bodenheim, Johan Braakensiek, Cornelis Jetses en Tjeerd Bottema. Hij onderhield een uitgebreide correspondentie met zijn ex-leerlingen, waaronder de Amsterdamse Joffers. August Allebé had veel contacten in de kunstwereld.
Afmetingen werk: 22 x 18 cm
Techniek: Ets op papier